MODE

De kleding verandert door de eeuwen/jaren heen in tal van opzichten. Een belangrijke ontwikkeling is dat de kleding voor de vrouw veel comfortabeler om te dragen wordt. Maar ook de fabricage van (nieuwe) stoffen en de nieuwe mogelijkheden daarmee en de opkomst van de confectie-industrie ( in de vorige eeuw) hebben een grote invloed op het modebeeld.

De Jugendstil was een reactie op het eclecticisme van de 19de eeuw. Deze stijl met vloeiende lijnen en gestileerde bloemen werd na 1900 toegepast op meubels, vazen, sieraden, stoffen en affiches. Niet zozeer in de architectuur, hoewel ook daar een zoeken naar oorspronkelijkheid leefde. De Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright bijvoorbeeld gaf vorm aan een nieuwe gedachte waarin de gevel van een bouwwerk minder belangrijk werd geacht dan het inwendige. Iets dergelijks zien we in de ontwikkeling van het kostuum. Na een eeuw van kostuums met een fraaie buitenkant over een ongemakkelijke binnenkant (crinoline, korsetten), zou de vrouwenkleding in de 20ste eeuw steeds meer rekening gaan houden met het comfort en de persoonlijkheid van de draagster.

In tien jaar tijds was in het modebeeld niets meer te bespeuren van de wat decadente elegance van het begin van de twintigste eeuw. De vereenvoudiging die in de oorlog noodzaak was geweest, groeide nu uit tot een nieuwe stijl waarin de nadruk werd gelegd op bewegingsvrijheid. Begrijpelijk dus dat juist vrouwelijke ontwerpers als Coco Chanel en Jeanne Lanvin succes boekten met hun interpretaties van de nieuwe stijl.
Ook in de architectuur en de kunst werd gestreefd naar vereenvoudiging van vorm en materiaal. Bekende architecten uit deze tijd (Le Corbusier, Gropius, Rietveld) gebruikten beton, staal en glas en hebben daarmee hun stempel gedrukt op de bouwkunst van de daarop volgende jaren.

De mode van de jaren twintig werd sterk beïnvloed door de kunst en de architectuur. De golvende lijnen van de Jugendstil waren onder invloed van het kubisme (Picasso, Mondriaan) vervangen door strakke, rechthoekige vormen.
De nieuwe stijl heette: art déco.
De nieuwe mode werd á la garçonne of charlestonmode genoemd, naar het ideaalbeeld voor de moderne vrouw en naar de populaire dans.
Enkele modedetails, zoals helmvormige hoeden en armbanden om de bovenarm, waren ontleend aan Egyptische afbeeldingen, die door het ontdekken van het graf van Toetanchamon (1922) in de belangstelling waren gekomen.


 1964 was een belangrijk jaar voor de ontwikkelingen in de mode. In Parijs trachtte Courrèges, geïnspireerd door de ruimtevaart, met zijn astronauten-look, het tanende gezag van de haute couture te herstellen. Hij kon echter niet verhinderen dat de sympathie van de jeugd uitging naar het 'swinging London' van Mary Quant, de Beatles.
Het schoonheidsideaal van zowel Quant als Courrèges was een slanke, jongensachtige vrouw in een minijurk.
De weg naar een fantasievollere mannenmode werd gebaand door de Beatles, van wie de lange haardos en de kraagloze pakken door miljoenen fans werden geïmiteerd Andere invloeden op de mode kwamen uit liet Verre Oosten (India), dat een mystieke aantrekkingskracht had op jonge 'hippe' mensen uit de hele wereld.

 

De mode van de jaren zeventig was een afspiegeling van het verschil in mentaliteit met de voorafgaande perioden.
Europa werd geconfronteerd met de Derde Wereld, met milieuvervuiling en oliecrises. Niet dat men zuiniger ging leven; integendeel, aan kleding werd meer uitgegeven dan ooit. In de mode zien we veel uitheemse en folkloristische elementen en een voorkeur voor natuurlijke vezels.
Nostalgie was 'in' en dat werd zichtbaar in mode en interieurs uit grootmoeders tijd. Voor het eerst in de geschiedenis van het kostuum werd tweedehands kleding een statussymbool voor originaliteit.
Vanaf 1970 speelde de grote confectiebeurs in Parijs 'Le Salon du Prêt á Porter' een belangrijke rol naast die van de haute couture.

Japan bleef cultureel en economisch belangrijke impulsen geven aan het westen. Dank zij Issey Miyake en Kansai Yamamoto zijn de verbrede schouderlijn en de kimonomouw uit het modebeeld van de jaren tachtig niet meer weg te denken. Tegelijk kwam er een reactie op de rijke, smaakvolle harmonie die was opgebouwd in de jaren zeventig.
Provocerend en algemeen gezien als de belangrijkste vernieuwende ontwerper is Jean Paul Gaultier. Hij combineerde haute couture met punk-elementen, een mode met omgekeerde naden, rafels en gaten en een bewust niet smaakvol kleurgebruik. Ook in de binnenhuisarchitectuur en de vormgeving blijkt een dergelijke reactie op 'de goede smaak' te ontstaan. De Italiaanse Memphisgroep voert deze stroming aan. Kenmerkend zijn 'lege' interieurs, een gebruik van primaire kleuren en een neiging naar kitscherig surrealisme


De niet aan regels gebonden, kleurrijke mode uit de jaren `60 met veel jeans, bloemenprints en stukken uit vreemde landen zoals eskimomutsen, poncho`s, indianenkleding enz.