jazz

Met de term jazz wordt een op improvisatie gebaseerde muziekstijl bedoeld die ontstaan is in New Orleans uit een kruisbestuiving van folk, blues, negrospirituals, ragtime, en klassieke muziek. (Het woord jazz heeft daarbij nog de bijbetekenis zeer energieke dans.).

Ook in fusion met rock and roll en hedendaagse rock- en popmuziek in de vorm van bijvoorbeeld jazzrock en jazzfunk speelt jazz een interessante rol in de muziekgeschiedenis

In principe is jazz 'muziek van het moment' – er worden op elk moment nieuwe muzikale keuzes gemaakt die tot aan de vorm en alle op dat moment spelende musici reiken (zie de genoemde jazzstromingen hieronder) waardoor een persoonlijke en intensieve muziekbeleving ontstaat. In klassieke muziek en popmuziek is deze eigenschap nagenoeg afwezig. In de jazzmuziek wordt een thema of kleine compositie of een afspraak alleen gebruikt als basis voor improvisatie. Door deze eigenschap raakt jazz als stijl veel andere stromingen zoals blues, (pop-)world, folk, heavy metal, funk, soul, klassiek en oude muziek en er bestaan heden ten dage dan ook vele mengvormen.

Het gewicht van improvisatie zien we terug in de geschiedenis van de jazz, waarbij beperkende factoren -vastgehouden door de menselijke maat en commercie- worden opgeruimd; het loslaten van dansmuziek waardoor lagere en hogere tempo's en complexere ritmes mogelijk worden, het toestaan van esthetiek, het loslaten van thema's en het streven naar complete vrijheid en het gebruik van andere muziekstromingen

Het begin

De belangrijkste bron voor de jazz ligt naar alle waarschijnlijkheid in Afrika. De Afrikanen die als slaven naar Amerika gebracht werden, brachten hun traditionele, sterk ritmische muziek mee. Op hun route naar de Verenigde Staten werden veel slaven allereerst naar de West-Indische eilanden gebracht, met name naar Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek); na een tijdje werden velen van hen verkocht in New Orleans. Zij namen hun religieuze en muzikale erfenis met zich mee. De slaven uit Santo Domingo (de hoofdstad van de Dominicaanse Republiek, gesticht door de broer van Christopher Columbus) zetten hun oude voodoopraktijken ongewijzigd voort in New Orleans.

Die muziek was gebaseerd op een vijftonige toonladder. Een karakteristiek voorbeeld van een vijftonige (pentatonische) toonladder in de toonsoort C-mineur zijn de tonen c–es–f–g–bes. De Afrikaanse muziek heeft een sterke pentatonische traditie.

Op de plantages werkende slaven ontwikkelden een zangstijl die als de oorsprong van wat nu blues heet aangeduid kan worden. In New Orleans speelden percussiebands op straat waarop de zwarte bevolking danste. Die plaatsen in de stad kregen de bijnaam 'Congo Square'.

Muzikanten in kroegen en bordelen (vaak overigens ook Afrikanen) maakten gebruik van muzikale elementen uit onder andere de Europese klassieke muziek en voegden deze toe aan de basis van de 'plantagezang'.

In de 'Honky Tonks' klonk ragtime. Bij ragtime weet de pianist met twee handen een sterk ritme met thema's te koppelen. Deze muziek is dan ook polyritmisch, maar heeft minder improvisatiemogelijkheden

Deskundigen zijn het erover eens dat werkliederen van de katoenvelden, blues van stad en platteland, banjostijlen van variétéshows, gesyncopeerde brassbands (fanfarekorpsen) en ragtime (gesyncopeerde dansmuziek) allen een belangrijke rol speelden bij het ontstaan van jazz. De syncopering (accentverschuiving) als primair ingrediënt van de jazz, ontwikkelde zich als een ritmische aanpassing van de Afrikanen. De syncope was het meest voor de hand liggende en beste substituut voor de gecompliceerde polyritmiek (de simultane combinatie van contrasterende ritmes in een muzikale compositie) die integraal deel uitmaakt van hun muzikale erfenis. Het is deze syncope die muziek doet "swingen".

Doordat de Afrikaanse muziek en danstradities werden blootgesteld aan het publiek, vond er een wederzijdse beïnvloeding plaats met de Europese muziektraditie. De unieke ritmische nadruk van deze dansen plus vele andere ingrediënten kwamen samen om een muzieksoort op te leveren die bekend werd als jazz.

De naam jazz komt van het niet meer bestaande woord jass waarmee de seksuele daad op een platvloerse manier werd aangeduid. Jazz was een symptoom van de glorieuze bevrijding van de knellende banden van de moraal. Het ontstond in de sloppenwijken en werd voornamelijk ontwikkeld voor gebruik in bordelen; het ene bordeel probeerde het andere af te troeven met de beste jazzband

Rond 1900 wordt een goedwerkende combinatie van instrumenten gevonden om blues en ragtime te spelen; instrumenten die makkelijker beschikbaar waren vanuit de fanfare en voldoende geluid voortbrachten zoals de saxofoon, trompet, trombone en klarinet en tuba. Binnenshuis was de piano al bekend. Als ritme-instrument werd behalve slagwerk ook de banjo gebruikt die naast harmonie ook een duidelijk ritme kan voortbrengen.

Met deze bands werden blues en ragtime gespeeld en kregen de musici de ruimte om te improviseren om de expressie te versterken. In de wijk Storyville van New Orleans was zoveel belangstelling dat muzikanten genoeg geld konden verdienen om van te leven waardoor muziekontwikkeling steeds sneller ging. Na 1917 verplaatsten de muzikanten zich naar elders -met name Chicago- nadat de overheid de wilde taferelen in Storyville verbood. Dit markeert het begin van de zogenaamde New Orleans Jazz-stijlperiode.

Ook blanke musici gaan mee in de stroom en niet lang daarna volgt de eerste opname van een (blanke) jazzband; de Original Dixieland Jass Band.

Er zouden meer blanke musici uit Chicago volgen zoals de trompettist Bix Beiderbecke, saxofonist Frankie Trumbauer en Bud Freeman. Ze speelden iets minder zwaar dan hun gekleurde tijdgenoten.

In Chicago is vooral de Creole Jazz Band van Joe "King" Oliver beroemd, met daarin de uit New Orleans afkomstige Louis Armstrong. Het geluid bij Oliver was minder zangerig en leek minder met ragtime te maken te hebben. Armstrong speelt vervolgens tijdelijk in het orkest van Fletcher Henderson en gaat daarna zelf opnamen maken met zijn formaties 'Hot Five' en 'Hot Seven' (vooral de opnamen uit 1925-1927 zijn aan te bevelen). Hij ontwikkelt zich verder, speelt makkelijker met meer contrasten dan de meeste van zijn tijdgenoten. Samen met Earl Hines stapt hij af van de New Orleans aanpak en in de Swing. Pas in de Revivalperiode na de tweede wereldoorlog zal hij er op terugkomen.

Voorzien van het 'New Orleans-vibrato' bewoog ook Sidney Bechet zich langzaam maar zeker richting swing. Hij is vooral in Europa populair geworden door zijn verblijf in Frankrijk.

De afro-creoolse pianist Jelly Roll Morton begon in Storyville en toerde vanaf 1904 rond met Vaudevilleshows. Hij maakte als orkestleider verderreikende arrangementen voor zijn orkest. Zijn Jelly Roll Blues uit 1905 werd in 1915 uitgebracht en was daarmee het eerste gedrukte jazzarrangement. Hij stemde hierbij zijn composities of arrangementen af op de muzikale eigenschappen van specifieke solisten in zijn orkest. Morton was hiermee een voorloper van de grotere bigbands en het werk van Duke Ellington. Hij zag zichzelf – blijkens zijn visitekaartje – als uitvinder van de jazz.

 

Boogiewoogie

Om meer improvisatie aan de ragtime toe voegen (die nog steeds bestond door musici als Fats Waller en Willie the Lion Smith) werden in de jaren 25-30 aan de linkerhand meer ritmische patronen toegekend die meer rolden dan sprongen. Ook maakten de boogiewoogie-pianisten gebruik van herkenbare korte stukjes die bijna een signaalfunctie hadden. Belangrijke boogiewoogie-pianisten zijn Pine Top Smith, Albert Ammons en Jimmy Yancey. De Boogiewoogie wijkt ritmisch af van de New Orleans stijl en lijkt qua structuur vooruit te kijken op het Swing tijdperk. We zien er een voortzetting van in het ontstaan van de Harlem Jump en daarmee van de Rock en Roll.